Laagpresterende leerlingen zijn geen voetnoot

06 dec 2016

Scholieren trekken aan de alarmbel over de ongelijkheid in de cijfers van het PISA-rapport.

Altijd een spannend moment voor de Vlaamse onderwijswereld: de bekendmaking van de PISA-cijfers, de bekende vergelijking die de OESO jaarlijks maakt tussen leerprestaties van leerlingen in verschillende landen. En kijk: er was ook dit jaar weer goed nieuws. De Vlaamse 15-jarigen blijken nog steeds goed te zijn in wiskunde en wetenschappen, en scoren over het algemeen best behoorlijk. Goed nieuws dat ook wij als Vlaamse Scholierenkoepel (VSK) graag lezen. Minder leuk dan die goednieuwsshow, maar een pak opvallender, is de hoeveelheid leerlingen die niet voldoen aan 'het minimale niveau om in de maatschappij goed op eigen benen te kunnen staan'. 

Zowel voor leesvaardigheid als voor wiskunde en wetenschappen haalt telkens bijna 17% van de Vlaamse leerlingen de lat niet. Dat is best veel. Ter vergelijking: in een klas van 20 zijn dat 3 leerlingen die niet mee kunnen. ‘Het aantal leerlingen dat het basisniveau niet haalt, stijgt jaar na jaar. Zo wordt de kloof tussen sterke en zwakke leerlingen alleen maar groter. En dat verontrust ons’, vertelt VSK-voorzitter Céline Ibe (17).

Het PISA-onderzoek geeft zelf al enkele bepalende factoren aan: leerlingen met een moeilijke thuissituatie, en jongeren die thuis geen Nederlands spreken of een migratie-achtergrond hebben hebben een veel grotere kans om een lagere score te halen. De opleiding en onderwijsmonitor van de Europese Commissie wees er bovendien onlangs nog op dat deze groep enkel groter zal worden. In datzelfde rapport werd ook aangehaald dat de compromissen die gesloten worden in een aantal actuele onderwijsdossiers  (het behoud van aso, tso, bso; de afgezwakte brede eerste graad) het risico meebrengen dat voor kansarme leerlingen het maken van een goede school- en studiekeuze nog moeilijker zal worden.

Ibe: ‘Binnen onderwijs zijn er een aantal lopende dossiers, zoals de vernieuwing van de eindtermen en de modernisering van het secundair onderwijs, die een positief effect kunnen hebben op de slechte score. Aan beleidsmakers en politici doen wij dan ook de oproep om deze cijfers eens naast hun concrete plannen te leggen en conclusies te trekken: zullen hun huidige plannen ervoor zorgen dat de cijfers in het volgende PISA-onderzoek opgekrikt worden? Dat is een oefening die echt gemaakt moet worden.'

Reacties